Afgelopen week had ik een interessante discussie met een collega over het onderwerp ‘functionele arrogantie’ in de rol als dokter. Dit naar aanleiding van een stukje (Artikel) wat hij gelezen had. Het dwong mij tot nadenken over wat ik vind van dit idee…
Voor mij betekent het: het uitstralen van deskundigheid, de autoriteit van de rol als deskundige goed uitdragen. Ik ben dan ook al jaren een voorstander, én exponent, van deze visie… Het wordt door veel (maar niet alle) patiënten als prettiger en betrouwbaarder ervaren, het is makkelijker voor de AIOS om de rol aan te leren en te groeien in het vak…
In het verlengde hiervan ben ik ook altijd voorstander geweest van rol-kenmerken, zoals een witte jas… Onderzoek uit België, maar ook andere landen, laat zien dat dit de beleefde betrouwbaarheid en deskundigheid van de professional bevordert…
Mijn persoonlijke manier van werken én visie is dat je vanuit deze rol en positie van arrogante-deskundigheid (vanzelfsprekend ondersteund door inhoudelijke kennis) veel makkelijker toenadering kunt zoeken tot de patiënt. Veel makkelijker dan dat je vanuit een (mijns inziens grenzeloze) schijn-gelijkheid je positie als deskundige weer terug kunt krijgen als de situatie daar om vraagt (ik heb dat nog nooit zien lukken)… Kort samengevat: eerst deskundig en betrouwbaar (rol), dán pas aardig en betrokken (mens)…, en niet andersom…
Er zijn mijns inziens twee variabelen: 1) acuutheid van de situatie, 2) het medische aspect van het probleem. Hoe acuter een situatie hoe meer autoritair mensen moeten zijn om duidelijkheid te creëren. Dit heeft geleid tot duidelijke vormen van organisatorische hiërarchie in de geneeskunde (maar bijvoorbeeld ook bij de politie en defensie). De autoriteit van de dokter is van oorsprong gebaseerd op de noodzaak van acuut handelen. In domeinen van de geneeskunde waar weinig tot geen acute situaties zijn (bijvoorbeeld Revalidatie/Herstelzorg) is de autoriteit van de dokter veel minder relevant (en dus minder van toepassing).
Het tweede punt is: hoe meer medisch een probleem hoe belangrijker de autoriteit op basis van deskundigheid. In de psychiatrie ben ik van mening dat we moeten ophouden met deskundigheid te prediken op terreinen waar we niet méér deskundigheid hebben dan een ander (bijvoorbeeld existentiële vraagstukken). Ik heb er wel een mening over (ik heb over alles een mening), maar die mening vloeit niet automatisch voort uit mijn vooropleiding, en dus is het mijns inzien volstrekt ongepast hier een functioneel-arrogante houding in te hebben.
Dat geldt niet voor de zaken die wél met mijn vak te maken hebben: diagnostiek en medicamenteuze behandeling (oa. in acute situaties). Daar ben ik ontzettend goed in. Dat wens ik ook uit te stralen. Ook naar andere disciplines…
En dat alles staat volledig los van 1) of ik wel of niet een aardig mens ben en van meer zaken verstand heb dan van psychiatrie, en 2) dat alles wat té is vanzelfsprekend niet goed is (daar waar dingen doorschieten lijkt mij sprake van té)
Ik kan mij dan ook niet vinden in het vermeende verschil tussen een chirurg en een psychiater. Chirurgie is teamsport. Vanwege de acuutheid is hiërarchie essentieel, en chirurgen zijn derhalve in hun rol ‘arrogant’. In het patiëntencontact zijn vrijwel alle chirurgen die ik ken hele aardige en vriendelijke mensen die goed kunnen luisteren. Niet alleen is dat logisch (het is een teamsport en zonder steun van het team zul je nooit chirurg worden), maar voor het herstel van patiënten is het heel belangrijk zich gehoord te voelen (dat geldt zowel voor het gebroken been als voor de oncologische chirurgie).
Het verschil tussen psychiaters en chirurgen is in werkelijkheid vele malen kleinen dan men wel eens denkt…
Ik zit toevallig (of waarschijnlijk niet toevallig) in een tak van sport welke heel erg lijkt op de chirurgie (Acute Psychiatrie), en dus vallen mij dergelijke overeenkomsten op…
Geachte Jeroen,
Dank je wel voor dat heldere en krachtige criterium in jouw vak: “Er zijn twee variabelen: 1) acuutheid van de situatie, 2) het medische aspect van het probleem.”
Functionele arrogantie als manier om vertrouwen te winnen en vakkundigheid te waarborgen.
Het genoemde andere artikel over functionele arrogantie ging over ‘beleefdheidsgedrag’ tussen collega’s op de medische werkvloer en de invloed ervan op het rsisico van medische ongelukken. Het ging niet zozeer over de houding van de arts/psychiater tegenover patiënten.
Over dat laatste zeg je: “In het patiëntencontact zijn vrijwel alle chirurgen die ik ken hele aardige en vriendelijke mensen die goed kunnen luisteren.”
Ken je het verhaal van de psychiater Milton Erickson (1901-1980) die de resultaten van twee even bekwame chirurgen onderzocht? Hij was benieuwd naar de invloed van hun houding en taalgebruik naar patiënten toe op het herstel van die patiënten na operatie. Hij vergeleek de hoeveelheid sterfgevallen, de lengte van ziekenhuisverblijf, de soort en hoeveelheden complicaties, het medicijngebruik etc.?
Ha Jeroen,
i totally agree, onzin al dat getutoyeer tussen artsen- psychiaters en patiënten. Voor alle volledigheid zou ik daar ook nog “ons” aan toe willen voegen, de verpleegkundigen. Een beetje afstand is goed, helpend durf ik zelfs te beweren.
Waarom ik hierop reageer…. omdat jij de eerste bent die er net zo over denkt. Wat ‘n verademing.